Zijn hele leven lang sprak hij er nauwelijks over. Toch was Pieter Pijnenburg (1920-2001), beter bekend in Best en Oirschot als ’Pietje Pil’, een man die zijn stempel drukte op het lokale verzet in oorlogstijd. Hij ontving het Verzetsherdenkingskruis, een verzetspensioen en de zilveren eremedaille van de Orde van Oranje-Nassau. Maar voor zijn kinderen bleef hij vooral de zwijgzame vader en lieve opa. Pas nu dat zijn kleindochter, Marjan Vugs (40), onderzoek doet naar zijn verzetsdaden, wordt stap voor stap duidelijk hoe groot zijn rol werkelijk is geweest. ”Zelf vertelde opa weinig erover. Hij heeft de verhalen letterlijk meegenomen zijn graf in.”

Door Marcia Engelander - van den Wittenboer

Pieter Pijnenburg werd geboren in 1920 in Helvoirt. Hij werd in de oorlogsjaren actief in het verzet in de regio en verbleef enkele jaren ondergedoken in Oirschot. ”Vroeger was ik er niet zo mee bezig, maar nu ik ouder word is me duidelijk geworden dat mijn opa echt een held was”, vertelt Marjan. In mei 1940 werd de jonge Pieter voor het eerst geconfronteerd met de gruwel van de oorlog, toen een bom insloeg op de boerderij van zijn buren. Samen met buurjongens, onder wie Frans van Emst, moest hij de lichamen bergen. Voor Pieter zou deze traumatische ervaring het begin zijn geweest voor zijn verzetswerk. In de jaren erna verspreidde hij illegale blaadjes, werden huizen van NSB-ers beklad en joeg men op collaborateurs . Met vrienden richtte hij een groep op, vermoedelijk onder de naam ’Brabant weert zich’.

Onderduiken

Toen in 1942 de oproepen kwamen voor de Arbeitseinsatz (gedwongen tewerkstelling), besloot Pieter onder te duiken. Eén van zijn schuiladressen was bij de familie Kemps in Oirschot, op boerderij ’t Huufke aan Straten 18. Hier leerde hij zijn latere vrouw Phil kennen. Hij hielp hier mee op de boerderij. Vanaf 1943 sloot Pieter zich aan bij de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers) in de regio. Hij nam deel aan sabotageacties, hielp met voedselvoorziening en zorgde voor bonkaarten voor onderduikers. Ook haalde hij samen met anderen olievaten terug uit de vuurlinie en probeerde hij het spoortraject Boxtel–Best te saboteren. Veel heeft Marjan al ontdekt tijdens haar speurtocht naar het verleden. Ze bezocht zowel het Brabants Historisch Archief als het Nationaal Archief in Den Haag. Daar vond ze brieven waarin haar opa wordt omschreven als een ’onbevreesd man’. In oktober 1944 werd hij lid van het Rode Kruis. Hij hielp geweren buit te maken bij de Duitsers en bood samen met zijn medeverzetsstrijders pilotenhulp. Zijn netwerk in die jaren was breed: naast zijn oude buurjongen Frans van Emst (later rayonleider van de LO), ook Frans Roelvink (veearts), J. Roefs, J. Smits, Giel J. Blankers en Salemans; allen uit de regio afkomstig. Schuilnamen die hij gebruikte waren “Vlam”, “De Vlam” en “Pietje Pil”. Later bleef hij bekend als “Pieter de Koster”.

Stille held

Toch bleef Pieter zelf zwijgzaam over zijn oorlogsperiode. ”Zelf deed opa er schijnbaar nogal luchtig over en wilde er weinig over kwijt”, vervolgt Marjan haar verhaal, ”Hij vertelde weleens vrolijk dat hij geweren van de Duitsers had gegapt. Maar er speelde kennelijk nog veel meer.” Pas veel later, toen hij ouder werd, kwamen de littekens naar boven. Volgens zijn kleindochter had hij in zijn latere jaren last van nachtmerries en functioneerde hij ook op zijn werk niet meer.” Opa was een binnenvetter. Het heeft hem veel meer geraakt dan hij ooit heeft willen toegeven.” Voor Marjan is de zoektocht naar verhalen over haar opa meer dan een kwestie van nieuwsgierigheid. Het is een manier om een eerbetoon te brengen. ”Het gaat mij om de mensen, de verhalen erachter. Als je nu in de wereld kijkt met alle oorlogen en jezelf afvraagt: waar zou ik voor kiezen? Dan is de rol die mijn opa koos allerminst vanzelfsprekend geweest”, besluit zij haar verhaal.

Marjan Vugs komt graag in contact met mensen die haar meer kunnen vertellen over haar opa Pieter Pijnenburg (Pietje Pil) en zijn mede-verzetstrijders. Mail: marjanvugs@gmail.com.