De komende week is het de ‘Week van het Platteland’. Deze week wordt elk jaar in de derde week van juni georganiseerd om de mensen wat meer bekend te maken met het reilen en zeilen op het platteland. Toen wij in de stad naar school gingen, moesten we veel vooroordelen en misverstanden over het Chaamse platteland rechtzetten.
Door Berry van Oers
Alternatief
“In de stad heb je van alles, maar in Chaam op het platteland heb je niks”, zei de docent op de school in de stad altijd. “Daor klopt niks van”, legden we hem uit. Voor alles wat ze in de stad hebben, hadden wij in Chaam namelijk een prima alternatief. Het winkelcentrum heette bij ons de VéGé en de binnenstad was bij ons ’t Turp. Net zoals we in Chaam de docent gewoon de ‘mister’ noemden.
‘Teltje’
In Chaam hadden wij geen zwembad. We zwommen gewoon in het Putven naar het eilandje in het midden. Tot onze knieën ‘baaierden’ we dan door de blubber, een mengsel van zand en rottende bladeren. We zagen er helemaal zwart van. In Chaam hadden wij geen bad of douche, maar een teil en een tuinslang. Thuis spoot pa ons dan schoon of ma liet het ‘teltje’ vollopen.
‘Juintje’
In Chaam hadden wij geen restaurants, maar aten we gewoon thuis. Ma schepte dan onze borden vol zonder te vragen of het te weinig of teveel was. In het midden van de stamp maakte ze een kuiltje waarin ze een scheutje jus goot. In Chaam aten we geen biefstuk maar gehaktballen met een fijngestampte beschuit er doorheen. Ma maakte de ballen zelf met eieren om te binden en peper en zout voor de smaak. Op zondagen snipperde ze er stiekem als verrassing een ‘juintje’ door heen.
‘Kleeke’
In Chaam hadden we geen modezaak, maar kwam Jantje Nillemaas gewoon aan huis langs in zijn bestelbusje. “Kikt toch us wan schòòn kleeke”, zei Jantje dan. “En gij, motte gij gin noewe zondagse broek hebben?” vroeg hij dan aan pa. Jantje kwam altijd achterom voor een ‘bakske mee een koekske’. “Nimt oew kleeke mar wir mee terug naor Ullenvenout”, zei ma dan. Ze naaide zelf haar eigen jurkjes op de naaimachine. “N’n echte Singer”, zei ze dan ‘freet’.
Livecoach
In Chaam hadden we geen nachtleven, maar leefden we overdag. Opa ging vaak al met de kippen op stok. In Chaam hadden wij geen ontmoetingscentrum, maar zaten we gewoon op de stoep voor het huis. In Chaam hadden we geen livecoach tegen de stress nodig, maar kwam de pastoor langs. In Chaam hadden wij geen bibliotheek, maar luisterden we naar opa’s verhalen. In Chaam hadden we geen park, maar wandelden we gewoon over d’n hofpad.
Streken
Kees en Christ heetten bij ons Kiske en Kriesje, Peter en Theo waren Pirke en Teke en Louise, Trees en Helène noemden we Wieske, Triske en Lintje. In Chaam kenden we geen stadse fratsen maar Chaamse streken. Vraag het maar aan boerke Grammaas, Drikske de Pomp, Jan Aai, Còòp Mèrel, Jaon van Zeepe, Marie Spleet, Jo Rits, vrouwke Smee en Jantje Vraajen.
Leugenbank
In Chaam hadden wij geen hoge maar een lagere school en geen universiteit maar een leugenbank. Pietje en zijn duivenmaat gaven op die bank vaak ‘college’. Ome Jaon van ‘den Haaikaant’ was er dan ook altijd. “Zeg Jaon, witte gij warrom dagge oew vrouw irst unne liter zeewaoter mot laoten drinken”, vroegen ze dan. Maar Jaoneke liet zich niet op stang jagen. Hij had trouwens niet eens een vrouw.