We leerden lezen in de eerste klas bij juffrouw Van Hees. Vanaf toen ging er een wereld voor ons open die zich uitstrekte van het sprookjesbos van Wipneus en Pim tot de verre Friese meren met Sietse en Wietse. ‘Boekskes’ lezen was de lust van ons leven. We lazen alles wat los en vast zat.
Door Berry van Oers
Oom Adriaan
Ma las vroeger, nog voor de oorlog, de Katholieke Illustratie. De verhaaltjes daarin van ene Oom Adriaan waren populair. Op een dag bracht ma als klein meisje groot nieuws mee naar huis, toen ze aan oma vertelde dat die Oom Adriaan gewoon uit Chaam kwam en eigenlijk meester Janus Diepstraten was van de Aloysiusschool aan de Bredaseweg, tevens voorzitter van de Harmonie.
Arendsoog
Pa en Fraas van het ‘Schutakker’ waren in hun jonge jaren een tijdlang verslaafd aan de boeken over ‘Arendsoog’. Ze wisselden die boeken uit tot aan de laatste editie van de 63-delige reeks. Fraas had er een speciale bril voor aangeschaft. “Tis unne leesbril”, legde hij uit. Elke week kwam Fraas bij pa ruilen. Witte Veder was hun held. Daarna schakelden pa en Fraas over op de avonturen van Winnetou en Old Shatterhand die eindigden als bloedbroeders.
Okki en Taptoe
Toen we van de kleuterschool aan de Gilzeweg overstapten naar de ‘leerschool’ kregen we een abonnement op de Okki. Na enkele jaren volgde de Taptoe. In de zomer keken we uit naar het ‘vakantieboek’ en tegen Kerstmis naar het ‘winterboek’. Als de meester ziek was viel juffrouw Jo voor hem in. Ze las ons dan voor uit het ‘boekske’ over Manke Driekske geschreven door broeder Gummarus.
‘Plaotjesboekskes’
Wimke las nooit. “Ik heb leesvrees”, legde hij uit. Sjaokske las liever stripverhalen. ‘Plaotjesboekskes’ noemden we die. Hij had er van Donald Duck, Suske en Wiske, Paling en Co, Puk en Muk, Sjors en Sjimmie, Kuifje en Lucky Luke. Op een woensdagmiddag bracht Girtje ooit ook eens ‘plaotjesboekskes’ mee naar ons schuurtje, maar die plaatjes waren van een totaal ander kaliber.
Boekenkast
Toen we in de stad op school zaten gingen we helemaal los. Onze kast met boeken puilde uit. We namen een abonnement op ‘bulkboek’ en lazen alles, van Couperus tot Vestdijk en van Reve tot Geraerts. We droomden weg in de werelden van Eline Vere, Ina Damman, Werther Nieland, Black Venus en Pleuni Touw. Ze leerden ons tussen de regels door te lezen. Tot laat in de avond lazen we onder de dekens met een zaklamp, ons geheime leeslampje. Dan dacht ma dat we sliepen.
Brabant
Soms hadden we behoefte aan lichtere kost. Dan doken we in de boeken over Beekman en Beekman van Toon Kortooms met Matje en Heintje uit de Peel. Het leek op thuiskomen bij die combinatie van Brabants patriottisme, heldendom en kneuterigheid. Koske las liever boeken over Merijntje Gijzen, die van Brabants boerke ‘van den erremoei’ een ‘stadse stoepschijter’ werd.
‘Baols Kraantje’
Opa las elke week het ‘Baols Kraantje’. “Wie leest bleft bij!”, zei hij. Aan Sjanneke, Bets en Dientje was dat allemaal niet besteed. Zij lazen alleen ‘vakblaoikes’ zoals de ‘Story’ en de ‘Weekend’ over wie er nu weer uit elkaar waren. “Wa gaon ze toch op een aander zuuken”, vroeg Sjanneke zich dan af. ”Tis ommes op den duur toch overal hetzelfde”, wist Dientje uit ervaring.